St. Rochuskapel

De Sint-Rochuskapel uit Stabroek werd hier heropgericht met een aantal kleine wijzigingen. Ze kreeg een plaats op een kunstmatige heuvel, waarbij ze half ondergraven werd voor een grafkamer in gewapend beton, een imitatiegrot gerealiseerd door Jacobin. Deze veertiende statie is gelegen aan het einde van het centrale pad van de tuin.

Het interieur bestond tot eind de jaren ’70 uit een in gele oker gemarmerde piëdestal, voorzien van een monogram, waarop de kleine beelden van Sint-Rochus en Sint-Catharina met wiel (patrones van Stabroek) stonden. Verder een klein zwart harmonium, van een meter groot. Met een aantal rieten kerkstoelen was het kapelinterieur rond.

St. Rochus van Montpellier

Vroeger nam men aan dat hij geboren was tegen het eind van de 13e eeuw (°1295) en dat hij stierf in 1327. Op basis van het jongste onderzoek neemt men aan dat hij geboren moet zijn in 1350. Zijn ouders waren gegoede burgers. Vanaf zijn geboorte had hij op zijn linkerzij een wijnvlek in de vorm van een kruis: men beschouwde dat als een teken van God.

Na de dood van zijn ouders besloot hij het leven van een pelgrim te leiden. Hij gaf zijn geld weg aan de armen en vertrouwde het beheer van zijn goederen toe aan een oom. Zo ging hij op weg. Kwam hij ergens waar de pest woedde of een andere ziekte, dan bleef hij daar om de zieken te verplegen. Sommigen wist hij te genezen door middel van een kruisteken.

Uiteindelijk kwam hij in Rome aan, waar hij drie jaar doorbracht. Op de terugweg naar huis, werd hij in de stad Piacenza weer opgehouden door het feit dat er pestlijders te verzorgen waren. Daar werd hij tenslotte zelf getroffen door die ziekte en trok zich terug in een naburig bos, bang als hij was dat hij misschien anderen zou besmetten. Hij werd er ontdekt door een naburige landjonker, doordat diens hond er telkens met een homp brood vandoor ging. Bij nader onderzoek bleek, dat het dier Rochus op deze manier van voedsel voorzag. De legende suggereert dat de landjonker niet geliefd was in zijn omgeving. Maar door de verdienste van Rochus werden zij eraan herinnerd dat je je naaste moet beminnen als jezelf. Zo werd de jonker weer opgenomen in het leven van de mensen.

Uiteindelijk genas Rochus van de pest en ging hij terug naar huis. Daar heerste op dat moment een burgeroorlog. Prompt werd hij voor een spion aangezien. Niemand herkende hem, ook zijn eigen familie niet. Ook niet de rechter aan wie hij verantwoording moest afleggen. En die rechter was nog wel de oom die zijn goederen beheerde.

Rochus deed er het zwijgen toe naar het voorbeeld van Jezus voor Pilatus. De stemming zal dus wel zo vijandig geweest zijn, dat hij er bij voorbaat al zeker van kon zijn, dat toch niemand hem geloven zou. Men wierp hem in de gevangenis. Daar leefde hij nog een jaar of vijf (acht zelfs volgens de legende). Toen stierf hij. Volgens de ene versie werd hij na zijn dood herkend omdat hij identiteitsdocumenten bij zich droeg. Een romantischer lezing weet te vertellen dat zijn grootmoeder hem herkende aan de opvallende wijnvlek in de vorm van een kruis op zijn linkerzij.

Sint-Rochus wordt aanroepen bij pest, griepepidemie en beenletsels.