De Lourdesgrot

De verschijningen van de H. Maagd te Lourdes

Op donderdag 11 februari 1858 trok Bernadette met haar zusje en een vriendinnetje naar een grot in Massabielle, langs de Gave, om er beenderen en dood hout te sprokkelen. Bij het uittrekken van haar kousen, om het beekje over te steken, hoorde zij een geluid dat leek op een windstoot. Zij keek op naar de grot: "Ik zag een dame in het wit gekleed: zij droeg een wit kleed en een witte sluier, een blauwe gordel en een gele roos op elke voet." Bernadette maakte een kruisteken en bad samen met de dame de rozenkrans. Na het gebed verdween de dame.

Bernadette voelde een innerlijke drang om terug te keren naar de grot, ondanks het verbod van haar ouders. Op haar aandringen liet de moeder het haar toe, op zondag. Na een eerste tientje gebeden te hebben, verscheen de dame. Bernadette besprenkelde haar met wijwater. De dame glimlachte en boog het hoofd. Na het gebed verdween de dame alweer.

Vier dagen later, op 18 februari, sprak de dame voor het eerst. Bernadette bood haar schrijfgerei aan en vroeg haar haar naam op te schrijven. Zij antwoordde haar echter: "Dat is niet nodig" en voegde eraan toe: "Ik beloof niet u gelukkig te maken in deze wereld maar wel in de andere. Wilt u zo goed zijn voor mij om gedurende twee weken naar hier te komen?"

Op 19 februari kwam Bernadette naar de grot met een gezegende en brandende kaars. Uit dat gebaar groeide het gebruik van het dragen van kaarsen en ze bij de grot te laten branden.

Op zaterdag 20 februari had de dame Bernadette een persoonlijk gebed aangeleerd. Op het einde van de verschijning werd Bernadette door verdriet overmand. 

Zondag 21 februari 1858. De dame toonde zich 's morgens heel vroeg aan Bernadette. Een honderdtal personen vergezelden haar. Daarna werd zij door de politiecommissaris Jacomet ondervraagd. Hij wilde haar doen zeggen wat zij had gezien. Bernadette sprak alleen over "Aquero" (dat daar).

Op dinsdag 23 februari trok Bernadette, omringd door een honderdvijftig personen, naar de grot. De verschijning openbaarde haar een geheim "dat alleen voor haar" bestemd was.

Tijdens de achtste verschijning, op woensdag 24 februari, zei de dame: "Boete! Boete! Boete! Bid tot God voor de zondaars! Kus de aarde als boete voor de zondaars!"

Donderdag 25 februari. Er waren driehonderd mensen aanwezig. Bernadette vertelde: "Ze zei me te gaan drinken aan de bron. Ik vond alleen maar een beetje modderig water. De vierde keer kon ik ervan drinken. Ze zei me ook te eten van het kruid dat er groeide. Toen verdween de verschijning en ben ik vertrokken." Aan de menigte die haar vroeg: "Weet je dat men denkt dat je gek bent om zulke dingen te doen?" antwoordde ze: "Het is voor de zondaars."

Op zaterdag 27 februari verscheen de dame voor de tiende maal aan Bernadette, in het bijzijn van 800 mensen. De dame zweeg.

Meer dan duizend mensen woonden de verschijning bij op zondag 28 februari. Bernadette bad, kuste de aarde en kroop op de voeten als teken van boete. Daarna werd ze bij rechter Ribes geleid. Hij dreigde ermee haar gevangen te nemen.

Op 1 maart vond, tijdens een verschijning, een eerste genezing plaats te Lourdes. In aanwezigheid van meer dan 1500 mensen - voor het eerst ook met een priester erbij - genas Catherine Latapie, een vrouw uit het naburige Loubajac, van haar ontwrichte arm door deze in het water van de bron te steken. Haar arm en haar hand kregen hun natuurlijke soepelheid meteen terug.

Op dinsdag 2 maart 1858, tijdens de dertiende verschijning, vroeg de dame aan Bernadette: "Ga aan de priesters zeggen dat men in processie naar hier moet komen, en dat men hier een kapel moet bouwen." Bernadette sprak erover met E.H. Peyramale, de pastoor van Lourdes. Deze wilde maar één ding weten: de naam van de dame. Hij eiste daarbij een bovennatuurlijk teken: hij wil de wilde rozelaar van de grot in volle winter zien bloeien.

Om 7 uur 's morgens op woensdag 3 maart trok Bernadette naar de grot in het gezelschap van drieduizend mensen, maar de verschijning toonde zich niet! Na school hoorde Bernadette de innerlijke uitnodiging van de dame. Zij trok naar de grot en vroeg haar opnieuw naar de naam. Het antwoord was een glimlach. Pastoor Peyramale zei haar opnieuw: "Indien de dame echt een kapel wil, dan moet zij haar naam zeggen en de rozelaar in de grot doen bloeien."

Donderdag 4 maart 1858. De steeds talrijker wordende menigte - ongeveer achtduizend mensen - verwachtte een wonder. De verschijning zweeg echter. Pastoor Peyramale blijft op zijn standpunt.

Gedurende twintig dagen ging Bernadette dan niet naar de grot: zij voelde er de innerlijke drang niet meer toe.

Op 25 maart 1858 openbaarde de dame eindelijk haar naam. Bernadette vertelde:

Zij hief de ogen ten hemel, vouwde de handen samen, die eerst open waren en naar de grond gericht, als teken van gebed, en zei me: "Que soy era immaculada councepciou".

Bernadette vertrok lopend, en herhaalde onderweg heel de tijd die woorden die ze niet begreep. Die woorden brachten ook de brave pastoor in de war. Bernadette kende deze theologische uitdrukking niet, die naar de Heilige Maagd verwees. Vier jaar eerder, in 1854, had paus Pius IX het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis afgekondigd. De rozelaar bloeide echter niet.

Tijdens de verschijning van 7 april 1858 hield Bernadette een brandende kaars in de hand. De vlam raakte langdurig haar hand zonder te verbranden. Dat feit is direct vastgesteld door een arts, dokter Douzous.

Op 16 juli 1858 verscheen de dame nog een laatste keer. Bernadette voelde de mysterieuze roep van de grot, maar de toegang tot Massabielle was verboden en een hek verhinderde haar de toegang. Zij begaf zich dus naar de andere kant van de Gave en zag daar de Maagd Maria een laatste keer: "Het leek alsof ik voor de grot was, even dichtbij als de andere keren; ik zag alleen de maagd; nooit eerder was ze zo mooi!"